Techniek en verdienmodellen helpen mensheid naar de klote

Dat vinden volgens Hans Schnitzler ont-zet-tend veel filosofen

Op dinsdag 25 februari bezocht ik bij de TU Delft een lezing van Studium Generale. Deze instelling is terug te vinden in alle Nederlandse universiteitssteden en biedt een interessant inhoudelijk programma van publiek toegankelijke (!) lezingen. Ditmaal betrof het een lunchlezing  van filosoof Hans Schnitzler over ‘nut en noodzaak van een digitale detox’.

Schnitzler is als filosoof en mede-oprichter van de Bildung Academie verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. Daar experimenteert hij al vijf jaar met zijn studenten met ‘digitale geheelonthouding’. De studenten ervaren hoe het is om een tijd zonder smartphone, tablet et cetera door te brengen. Dit levert volgens Schnitzeler inzichten op in de fundamentele menselijke behoeften die digitale middelen wel – of niet – bevredigen. 

Nutteloze telefoons

Uit een snelle rondvraag van Schnitzler blijkt dat in de hele zaal slechts één iemand géén smartphone heeft. En de meeste aanwezigen geven toe wel eens ‘last’ te hebben van hun smartphone. Om antwoord te geven op de vraag wat het ‘ontkoppelen’ van techniek ons op kan leveren, moeten we eerst kijken waarom we technologie gebruiken, vertelt Schnitzler terwijl hij een filmpje instart over ‘Mobiele telefonie in 1998’. In het bekende filmpje stelt fillmmaker Frans Bromet mensen op straat de vraag of zij een mobiele telefoon hebben. Nee, luidt steeds het antwoord. Men ziet het nut niet. Het filmpje heeft impact, want hoewel je geneigd bent de mensen gelijk te geven, kun je je niet meer voorstellen hoe het is om niet bereikbaar te zijn. 

Vervolgens schetst Schnitzler hoe we allemaal gemiddeld 4,5 uur per dag aan onze schermpjes gekluisterd zijn – een kwart van onze ‘wakende dag’. En dat terwijl de iPhone nog maar ruim 10 jaar geleden is geïntroduceerd. Dus dit is de omvang van de revolutie die de smartphone in tien jaar teweeggebracht heeft.

We zijn ‘verbonden informatiezoekers’ aan het worden. Schnitzler illustreert het met een presentatie over jongeren in de VS die regelmatig met een Snapchat-foto naar de plastisch chirurg gaan en vragen of ze hun gezicht kunnen aanpassen aan de afbeelding die gemaakt is met een Snapchat-filter. “Snapchat-dysmorfie, heet dat”, legt Schnitzler uit.

Hans Schnitzler aan het woord in de ‘Square’ in het Pulse-gebouw (Foto SG Delft)

Duizend termen en citaten

“First we shape our tools, thereafter they shape us” haalt Schnitzler Marshall McLuhan aan: “Zodra nieuwe technologieën hun weg vinden in het sociale domein, gaan ze bepalen hoe we met elkaar interacteren en hoe we ervaringen opdoen. Ze gaan nieuwe identiteiten creëren, denk aan snapchat-dysmorfie. Nieuwe technologieën bepalen ook mede ons zelf- en mensbeeld. Dan is het geen toeval dat de oude Romeinen, met hun grote waterwerken, mensen begrepen in termen van lichaamssappen en dat men in de Renaissance – toen klokken waren uitgevonden, mensen als verfijnde mechanismen zag. En in deze tijd zien we onszelf als informatie genererende machines. We zijn net zo voorspelbaar en controleerbaar als andere machines. Dit heet ‘dataïsme’. Denk aan ‘quantified self’, mensen die zichzelf duiden door heel veel data over zichzelf te verzamelen.”

Schnitzler vuurt zo continu een enorme hoeveelheid informatie op de toehoorder af. Dat lijkt een vooropgezet plan om deze te overrompelen. Of misschien wil Schnitzler té veel in té korte tijd vertellen. Want de filosoof probeert met zulke grote sprongen te overtuigen, dat het zijn argumenten verzwakt. En dat terwijl hij volgens mij gelijk heeft, zeker wanneer hij de risico’s schept van de huidige afhankelijkheid van communicatietechnologie, zoals het almaar afnemende concentratievermogen.

Eigenlijk zijn die risico’s en de vraag wat we daaraan kunnen doen, het interessantste onderwerp, maar Schnitzler wil de risico’s die we allemaal aanvoelen zo graag laten rusten op een stevig filosofisch fundament, dat hij zijn belangrijke punt laat verdrinken in argumenten en onderbouwing. Hij vertelt eerst hoe rechters in de VS steeds meer vertrouwen op algoritmes die net zo subjectief zijn als mensen. Hij haalt de in dit verband onvermijdelijke futuroloog Ray Kurzweil aan. Maar nog nauwelijks is het woord Singulariteit gevallen en heeft Schnitzler uitgelegd hoe deze trans-humanistische stroming gelooft dat we onsterfelijkheid bereiken als we ons brein straks eenvoudigweg in een nieuwe ‘drager’ kunnen uploaden, of hij is ineens bij de Prometheus-mythe, waarin deze de berg Olympus beklimt om het vuur te roven van de goden en dit als eigenschap aan de mensheid te geven. Met het vuur, betoogt Schnitzler, hebben we technologisch vernuft gekregen van Prometheus, en dus een ‘goddelijke eigenschap’ die onvermijdelijkerwijs leidt tot hoogmoed. En dan ineens, heel scherp: “We creëren technologische innovaties waarvan we de invloed niet kunnen overzien.”

Dan weer door naar Bernard Stiegler, de Franse filosoof die naar Prometheus aangeeft dat wij invalide wezens zijn zonder aangeboren kwaliteiten. Zo hebben wij een ‘prosthetische conditie’: we hebben hulpstukken nodig om te overleven. Dus ís de menselijke conditie ook de conditie van het hulpstuk technologie. Onderscheid daartussen is derhalve kunstmatig. McLuhan zou dit onzin vinden, meent Schnitzler, want die meende dat technologie eigenschappen verstérkt die we al bezitten. Zo zag hij het wiel als versnelling van de menselijke beweging.

De zegeningen van de digitale detox

Dit hele spervuur van filosofische soundbites brengt Schnitzler tot de voorspelling dat wij als mensen steeds meer zullen samensmelten met technologie, hetgeen de vraag oproept: wat betekent het nog om mens te zijn – waaruit bestaat de menselijke waardigheid, de ethiek? En daarom – hèhè – doet Schnitzler het experiment met zijn studenten. Die studenten geven na zo’n digitale detox aan langer en beter te slapen, langere en betere gesprekken te voeren. Ze voelen zich meer betrokken, hebben meer zelfvertrouwen en voelen zich zelfstandiger. Ze zijn veel aandachter en concentratie. “Wat we ook vaak terug horen”, vertelt Schnitzler, “is dat ze het gevoel hadden dat dingen ‘echter’ waren.” Deels voorspelbaar, maar daarom éigenlijk niet minder onthutsend – net als dat filmpje van Bromet.

In de resterende twintig minuten komen Shelley Turkle, Matthew Crawford, Hannah Arendt, TIm Berners Lee, Nietzsche (welja) en Michel Foucalt nog voorbij. Met deze ‘name dropping’ doet Schnitzler voorkomen alsof de fine fleure van de filosofie zich altijd uitsluitend heeft gebogen over de verhouding van mens tot techniek. “Dat heeft zo’n jongen toch niet nodig”, zou ik vrij naar Herman Finkers willen zeggen. 

Kinderen die voor niemand dansen

Al was het maar omdat eigenlijk de sterkste onderbouwing van het cultuurpessimistische beeld dat Schnitzler schetst, afkomstig is van een filosoof van een twijfelachtiger statuur: komiek Louis CK. Schnitzler toont een fragment uit een show waarin Louis CK vertelt over een dansfeest op de school van zijn kinderen. ‘Geen van de ouders kijkt naar de kinderen. Ze blokkeren allemaal hun zicht met een smartphone of iPad waarmee ze aan het filmen zijn.” Schnitzler meent te weten dat‘ CK’ eigenlijk bedoelt, dat de realiteit verdwijnt doordat we technologie tussen onszelf en de werkelijkheid. Daarop zou CK hinten, wanneer hij zegt ‘Those kids are dancing for no-one’. We spreken nog maar 1 á 2 zintuigen aan en veronachtzamen de overige ‘wijsheid van het lichaam. Dit noemt Schnitzler in zijn boek ‘ontlijving’. En dan tovert Schnitzler nog even een citaat tevoorschijn van een student die over het detox-experiment opmerkte: ‘‘Dingen zijn zo mooi als je er echt naar kijkt’. Een sterk en verontrustend punt, maar voordat we de impact ervan kunnen bevatten, is Schnitzler alweer ‘doorrrrrrrr’, om met Matthijs van Nieuwkerk te spreken. In dit geval met een experiment van Turkle uit haar boek Reclaiming Conversation, waaruit bleek dat 12-jarigen zich in veel opzichten steeds meer het niveau van 8-jarigen vertonen als het gaat om het begrijpen van lichaamshouding en gezichtsexpressie. Ze zijn het herkennen eenvoudigweg verleerd door alle schermtijd. Schnitzler: “Terugtrekken uit fysieke realiteit kan er toe leiden dat empathisch vermogen afneemt.”

Schnitzler behandelt nog veel meer in die vijftig minuten. Zoals ‘surveillance-realiteit’ en hoe het beter kunnen voorspellen van gedrag door algoritmes ons ook conditioneert om die algoritmes te bevestigen. En waarom willen we dat gedrag voorspellen? Volgens Hannah Arendt omdat we een diepgewortelde argwaan koesteren tegen het menselijk handelen en weten dat één enkele handeling een keten in gang kan zetten die tot het einde der mensheid leidt. Nou, en toen was God ook nog dood volgens Nietzsche en riep Foucault ons op een volledig mens te worden door levenskunst. 

Luiheid en hebzucht maken onvrij

Maar ik wil daar eigenlijk niet verder over uitwijden. Want hoe meer van dit soort informatie u moet verwerken, hoe minder u onthoudt van Schnitzlers terechte zorg. En die zorg is dat we technologie omarmen als hulpmiddel en daardoor minder vertrouwen op onze eigen intuïtie. En daardoor maken we onszelf in wezen onvrijer. Wat begon als hulpmiddel wordt onmisbaar en zo boeten wij in op een vrije, soevereine en ethische manier van leven. Bovendien is het niet alleen technologie die dit veroorzaakt, maar zijn het vooral de verdienmodellen. Schnitzler: “Op het moment dat men data moet omzetten in harde valuta, gaat de vervuiling echt beginnen. Je moet bij technologie blijven nadenken over ethiek, maar de verdienmodellen zorgen voor de grote pervertering.” 

Graag laat ik u achter met die pregnante slotwoorden. Ren niet naar de bibliotheek om de grote denkers nog eens te lezen, maar vraag u af: wil ik met mijn wensen en behoeften verdienmodellen blijven voeden die gewetenloos knagen aan de fundatie van het waarachtige mens-zijn? Volgens Schnitzler hebben wij onszelf deze patronen aangeleerd en kunnen we ze ook weer afleren. De vraag is of we het willen.

Lees meer

Studium Generale TU Delft

Hans Schnitzler

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *